Gebrand Bredero was dichter, schrijver, rederijker en schilder. 

Omdat Bredero Frans had gestudeerd, ging hij in de leer bij een Franse schilder. Zijn naam is Francesco Badens. Van de leermeester zijn geen werken bewaard gebleven. In het testament van Bredero’s vader worden vier schilderijen beschreven die door Bredero gemaakt zijn, maar verder is ook van zijn werken niets bekend. Na schilderen begon Bredero steeds vaker te schrijven. Zijn eerste werk werd pas in 1610 uitgegeven. Het was een sonnet ondertekent met Bredero’s motto. Het gedicht was geschreven voor een van zijn dichter vrienden. Meerdere vrienden van hem waren lid van hetzelfde gezelschap. Toch koos hij ervoor om lid te worden bij een ander gezelschap. Daar leerde hij P.C Hooft en Samuel Coster kennen. Later werden Hooft en Bredero lid van De Eglentier, dit was een rederijkerskamer. Tijdens de renaissance ontstond een beheerstere kunst voor het dichten, omdat bondige uitdrukkingen van gedachten, zuiver Nederlands en de juiste woorden op de juiste plaats zetten belangrijk werd. Een kenmerk van de kunst was een strenger vers ritme. Bredero kende de taal van de dagelijkse omgang en kon daardoor de taal goed imiteren. In De klucht van de koe zijn de rederijkersversregels niet toegepast omdat de personages in het verhaal uit het alledaags leven komen. Bredero werd een bekende dichter en schreef tegelijkertijd ook veel toneelstukken. Voor het toneelschrijven was hij geïnspireerd door vooral Spaanse ridderromans. Hij verwerkte deze stukken zodat het een beschrijving zou geven over de levende binnenstad van Amsterdam.

 

De klucht* van de koe

De klucht van de koe is geschreven en oorspronkelijk gepubliceerd in 1619. Er kwam een heruitgave in 1971. De klucht heeft deze titel gekregen, omdat het verhaal over een koe gaat,  of omdat de koe wordt gezien als een dom wezen dat kan verwijzen naar de goedgelovige boer. De klucht van de koe gaat over een boef, Gijsje, die van zichzelf vindt dat hij niet slechter is dan andere. Op een dag steelt hij de koe van een boer. De volgende ochtend vraagt Gijsje of de boer de koe voor hem wil verkopen. De boer vindt de koe erg op zijn eigen koe lijken maar omdat hij goedgelovig is, wil hij de koe wel voor Gijsje verkopen. De eerlijke boer brengt het geld wat de koe heeft opgeleverd naar Gijsje. Voor deze daad trakteert Gijsje hem voor een rondje in de herberg. Hier leert hij de waardin Giertje kennen en de optrekker,  Joosje. Als Gijsje om vlees en vis vraagt om zijn goede vangst te vieren, kan Giertje dit niet verkopen. Zij geeft hem twee schotels om het te gaan halen bij een boer in de buurt. Van Joosje krijgt hij een mantel om het eten te verstoppen. Zodra Gijsje alle spullen heeft, rent hij weg. De boer, Giertje en Joosje komen erachter dat ze alle drie zijn opgelicht.

Geen van de karakters is een personage, omdat een klucht gaat over de boodschap en niet over de figuren. In deze klucht is de boodschap: “wees niet te goedgelovig”. Het verhaal speelt zich af in de zeventiende eeuw. De vertelde tijd duurt ongeveer twee dagen en wordt chronologisch verteld. Het verhaal komt heel langzaam op gang omdat de dief er lang over doet om een excuus te vertellen over elke verkeerde daad die hij heeft gedaan. Richting het einde van het verhaal gaat het tempo sneller en daardoor neemt de spanning toe, ook al is het verhaal voorspelbaar. Deze klucht valt onder de genre dramatiek.

*klucht: Een klucht is een (vaak) kort toneelstuk over grappige situaties in het dagelijks leven. Een klucht is bedoeld voor vermaak en om de mensen aan het lachen te maken.


 

 


Bronnen:
https://www.encyclo.nl/begrip/klucht  
https://www.scholieren.com/verslag/boekverslag-nederlands-de-klucht-van-de-koe-door-gabredero-42689  

Maak jouw eigen website met JouwWeb